ESSAY - door Lucas Dijker (University College Dublin)
Coronavirus, stikstofcrisis, kunstmatige intelligentie – onze samenleving staat bol van complexe problemen die alleen experts kunnen begrijpen. Toch verwachten wij in een liberale democratie dat burgers direct of via hun gekozen vertegenwoordigers deelnemen aan de besluitvorming over dit soort zaken. In een democratie ligt de uiteindelijke politieke macht immers bij het volk. Maar wanneer besluitvorming steeds afhankelijker wordt van wetenschappelijke experts, wat blijft er dan over van de democratie?
In veel opzichten staan wetenschap en democratie lijnrecht tegenover elkaar: democratische besluitvorming gebeurt door te stemmen, terwijl wetenschappers niet stemmen over wat waar is. De wetenschap zegt, of probeert te zeggen, wat de feiten zijn. Zoals filosofe Hannah Arendt schreef: feiten staan los van “overeenstemming, discussie, mening of instemming.” Het democratisch debat daarentegen draait juist om instemming, onenigheid en verschillende meningen.
Twee uitersten
De liberale democratie is min of meer een geïnstitutionaliseerd besluitvormingsproces waarin burgers op basis van gelijkheid collectief beslissen, met respect voor grondwettelijk beschermde individuele rechten. Maar omdat wij deze besluitvorming ook toepassen op complexe vraagstukken, zijn wij vaak afhankelijk van deskundigen.
Als de democratie zo sterk afhankelijk wordt van experts, riskeert zij een technocratie te worden – een elitaire vorm van epistocratie waarin alleen experts publieke besluiten nemen.